en weezen, in één woord: allen hulpbehoevenden bij te staan.
Ieder behoort minstens een tiende gedeelte van zijn inkomen af te zonderen voor zulke welda-dige doeleinden (צדקה).
Wij moeten gaarne weldoen, met vreugde en met een vriendelijk gelaat. Wie gaarne geeft, mag hopen, dat hij zelf door den Algoede zal gezegend worden.
Niet openlijk moet de weldaad geschieden, om ons er op te beroemen, maar zooveel mogelijk in het geheim, opdat de behoeftige niet vernederd worde.
15.Bemin de waarheid.
Alles, wat v/ij spreken, moet geheel waarheid zijn. Waarheid is voor ons alleen dat, waarvan wij zelf zeker gelooven, dat het zoo is.
Wie liegt, wie onwaarheid spreekt, of zwijgend onwaarheid aanhoort, beleedigt zijnen Schepper, be-zondigt zich zelven en misleidt zijnen evenmensch.
Al wat wij spreken, moet oprecht gemeend zijn. Het is slecht, iemand door onwaarheid te bedriegen of door schoone, vleiende woorden voor zich te winnen.
Iedere belofte, die wij iemand doen, moet ons heilig zijn. Een eenmaal gegeven woord te verbre-ken1 is eene zware zonde.