Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



Zij lachen, daar de diepte vreedzaam ligt;

En angstig steigeren de looden bergen;

Zij lachen tot het zingende gewicht Van kleine bloemen, die gevleugel bergen.

Zij lachen tot het spinsel van den nacht,

Het overscheemrende dat gaas uitspreidde; Daarachter loopt de maan in wapendracht,

En stoet van goud-gespoorde sterren rijden.

Zij lachen, daar de zon beklimt de bank Der oosterverte aan de stad der wolken En veegt de wereld met zijn ruiters blank,

Die werpen gouden speren uit licht-kolken.

Zij lachen, daar de schemering verschikt Het kleur-gewieg der waaierende boomen;

Zij lachen, als de wind de waters schrikt,

Die haasten zich luidkeels om weg te stroomen.

Zij lachen, als de donder gooit geluid En bliksem geeft het felle witte teeken; —

De slag valt op den verren einder uit,

De bergen en de wateren verbleeken. —

Zij niet, — zij gaan den aarzelloozen gang Van de bewusten die zich veilig weten;

Ze zijn geboren in den samenhang Dier eindelooze verten, ongemeten; —

77

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.