Moesten weg-van»steenen kloppen, Weenden als de dag begon, —
Gingen wachten bij de schepen, Open de gestorven hand, Hongerende zich te sleepen Naar der armoe schemerland, —
Allen hebt gij opgeheven Uit ellende naar het licht, — Knechtschap hebt gij uitgedreven En de hoofden opgericht.
Zang en lijn en woord belijden, Wat gij voor ons hebt gedaan, Aan den hemel van de tijden Als een licht-beeld zult gij staan,
Hooger dan Maria stijgen Zult gij, lichten in het licht.. .
En de moeder Gods zal zwijgen, Ziet zij in uw aangezicht.