Dit bloed ging de wereld klaren, Werd de vlamming der vrijheid,
In de vuist der proletaren Tot een zwaard werd het bereid.
Het was slijpsel uit de vonken,
In de hersens opgelicht
Der verslaagnen, toen zij zonken,
Hoofd naar vrijheid heen-gericht.
In de goot der sla ver n ij e,
Door ellende saamgesmeed,
Klonk het uit: — de klinkend-wije Klank, die kameraadschap heet; —
Tintelt nu tot zonne-menschen,
Sist een straal die open dekt;
Alle gore en verflenste Levens zijn tot licht gewekt.
En gij stondt, o smarten-rijke Moeder, in uw armoe kleed,
Dat een gouden ging gelijken,
Stof, uit vloeiend licht gesmeed.
Tranen die uw leven schreide, Werden perelende zoom,
En uw muts is een gesmeide,
En uw houding is een droom . . .