Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



Oude hand, nog te behagen,

Had gereinigd en gespreid In zijn vouwen, het gedragen Glansvergeten statie-kleed.

En het grijze hoofd daar boven Leeft in zaligenden lach,

En haar stille lippen loven En haar oogen zien den dag.

Zij, die komen haar te groeten,

In een trotsche stilte zijn ;

Over aarzelende voeten Sleept een verre purp’re schijn.

Want opstandig, uitgestegen Neven haar, staat hare zoon ;

Zijn gestalte buigt genegen ;

In zijn armen is haar woon.

In zijn hand draagt hij flambouwe,

En zijn oogen zien verschiet; —

Rees hij opwaarts in zijn bouwe,

Was ’t of hij den tempel stiet.

En de barning in zijn handen,

Als een hart beeft het omhoog : — Bloed der menschheid dat ontbrandde, Tot een laaie vlamme vloog.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.