In den nacht, toen gij van verre Daaldet tot Jeruzalem.
„Bij den ezel en den osse.
In een armelijke stal,
Lieflijke, moest gij verlossen Die ons eens verlossen zal:
„Jezus, tot den mensch gezonden, Door den Oppermajesteit,
Uit wiens reinigende wonden, Stroomt de hemelzaligheid. ”
Het Nieuwe Beeld.
II.
Van den zoet gezongen toover In het blank Maria-lied,
Nimmer gaat de ruisching over,
Of de vrome klank te-niet.
Maar een nieuw lied is gekomen, Uitgestegen tot gebed ;
Van de menschheid nieuwe droomen Werden op de aard’ gezet.