Langs de grijs gebogen lanen Wiegen kleuren van een lied, Wit en goud doorblauwde banen, En Maria hoort en ziet: „Wees gegroet, Maria, boven Alle Vrouwen, lof en eer,
Reine maged uit Jehoven,
Die geboren heeft den Heer.
„Om wier aangezicht de sterre Lieflijk blonk te Betlehem,
In den nacht, toen gij van verre Daaldet tot Jeruzalem.
„In een kribbe, bij den osse,
In een armelijke stal,
Lieflijke, moest gij verlossen Die Verlosser worden zal:
„Jezus, tot de Aard’ gezonden Door den opper-majesteit,
Uit wiens reinigende wonden Stroomt de hemelzaligheid.
„En gij stondt, o smarten rijke Moeder, in uw tranen kleed