Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



„Wit en gouden wou hij zijn, En hij liet door vlamden schijn Achter zich aandansen;

Van de daken tot het pad,

In de kleine stege-stad,

Stiet hij gouden lansen.

„En de gore huizen-ris Ging toen druipen van vernis ; Langs portaal en goten;

Van de gevels, verweloos,

Langs de vensters, geel en voos, Goudlak werd gegoten.

„Tot ver gloeien ging zijn schijn En der huizen vunzig zijn In verval van kleuren, —

Naar de geel geworden lucht, Als een schemerend gehucht, Kwam zijn lijnen beuren.

„En de werkers komen weer Van den arbeid, in hun keer, Tot de ar moe-wanden,, —

En het joodje, dat zijn kar, Stil geworden en oog-star, Houdt aan vodde handen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.