Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



Naast haar het kleine wezen dat hij zag, Volmaakt uit heil’ge moeder-schoot geboren, Te slapen onder bevend gulle gloren Als een zoet levend wonder nederlag.

In kamerstilte speelde gouden zon; —

Die ging de moeder en het kind aanstrijken ; Zij lagen lieflijk als elkaar’s gelijken : —

In aarzeling de donk’re man begon : —

„Béneden, bij den kleinen karre-jood,

Daar is een kindje als bij ons gekomen ;

De moeder heeft het schreien niet vernomen, Zij ligt gedoken, en zij is in nood.

„En voor het kindje is geen voedsel meer,

En in het huis is niets om uit te deelen ;

Nu zien zij stil. . . Zou jij het kunnen velen ? Mogen ze ’t brengen — voor ’n enk’le keer?”

Niets dan een lach, die lichtende verschijnt Uit dezen die in lieflijkheden staren,

Ging het gelaat der jonge moeder klaren En heeft de oogen van den man verreind.

Zij vroeg het kind, dat als een wassen wicht Gebracht werd uit het bed der armoe-buren ; Een aarzeling beving haar bij het turen ; — Toen nam zij het en heeft zich opgericht.


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.