Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



„Neem,” zei zij, „neem”, en suizende begon De stroom der weelde op een klank te loopen ;

Het kind bracht toen de flauwe oogen open,. . .

Het jonge kind een zoete lach gewon.

„Neem,” zei zij, „neem,” — maar een geschrei verhief Zich neven haar en groeide tot fel krijten; —

Zij voelt het vreemde kind zich in haar bijten En ziet, hoe in haar kind zich honger hief.

Toen schreeuwde het moeder*dier; — een vlam sloeg op!... Zij heeft ze beide koesterend genomen,

Zij heeft ze aangelegd aan twee paar stroomen Die springen op uit ééne harte klop.

„Neem, zei zij, „neem, — neem van mijn lijf, mijn bloed, Neem van de ajers, in mij uitgesprongen, —

Houdt uwe monden tot mij aangedrongen,

Dat ik u domp’le in den wilden vloed...”

Niets dan de stilte en het gouden licht.. . Het ging de beide kinderen aanstrijken,

Zij lagen lieflijk als eikaars gelijken, — En tusschen hen de moeder, opgericht.


3^

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.