En deze oogen zullen eens aanschouwen De moeder, die voor koperling neerligt,
Opgaan als edelste van alle vrouwen,
Een heerscheresse onder zonnelicht.
Wees stil mijn mond, die sprookjes wilde zeggen, Ontbloeid aan kinderlijke fantasie,
Het nooit geziene in de woorden leggen,
Die gij dan voor uw oog gebeuren zie.
Wees stil, vrees stil — wij moeten u vertoonen De menschenmoeder zoekend naar wat * rijst; Haar gele tastend handje weg aanwijst;
En koperling komt alle twee uur loonen.
20