DE KOPERLING.
In deze tent, wij zullen u vertoonen
De moeder van de menschheid, zoekend rijst; Haar oude tastend handje weg aanwijst;
Een koperling komt om de twee uur loonen.
Wat zijn twee uren in tijds eeuwigheid ?
Een vlokje blauws, tot streepjes weggedreven ;
Maar koper is een tastbaar tikkend feit,
En van twee koperlingen kan zij leven.
Week-in, week-uit, om het bedongen geld,
Ligt zoo het moedermensch naar rijst te graaien Met uitgesperde vingers op de belt,
Waaruit bij vlagen komen geuren waaien.
Zij heeft te komen dagelijks, contant,
Om alle week te winnen honderd spieën. —
Zij heeft een rechter en een linker hand,
Twee oogen, mond en hart, een schoot en knieën.
18