Aan den venster-inham Kleine droeve oogvlam,
In het huis van plag,
Kruipt voorbij de dag,
Draalt en vleidt
Glijdt als slangen langs de wand verblijven Deze schuiven huid van gouden schijven Op het weverke in blauw habijt.
Uit de spoelenklompjes Vallen ruitenhompjes Bij den rythme-tik Tot een kleur-opschik;
Werkertje, vol vuur
En hij spant de draadjes zonder glissen, Meester heeft geen vezeltje te missen,
„Meester geeft vief centjes ieder uur” !
2 17