Er is iets glinsterende in mijn hart; — Tusschen het zand der kleine voorgevoelens Ligt plotseling te glinsteren stukje gruis; Was het een felle wind die dit joeg open, — Wind van begeerte, die in mij opstak, — Wind van begeerlijkheid, — het wonder feit, Alsof ik hoorde in mijn stille hart Oproer, o Proletariaat, — over de aarde Uw klinkend groote stem, uw sterk gejuich, Werkers, uw adem jagend door de ruimte?
Er ligt iets glinsterende in mijn hart.