VREDE
Voor Henriette Roland Holst.
Smartelijk-zoet woord, waarvan deez’ tijd verhaalt, Door de veeltaligen, die zijn verzameld, —
Gij laaiend vuurge bede uitgestameld, —
Gij zijt een schim die door ons denken dwaalt.
Wij meenden U te zien, wanneer ons oog Verlangend was den einder heen te staren — Maar uit de aarde gele vlam opvloog En bloed drupte van de verschrikte blaren.
Wij meenden U te hooren — ver vervaagd —
Bij het gevlam en het vol-helsch rumoeren Der juichende kanonnen en vuur-roeren Boven de stervenden, wier stem weeklaagt.
Wij wilden tot U roepen, kom toch, koom,
Zooals een moeder komen kan, genegen, —
En werden kinderen, droomend een droom;
Zij zien lieflijke gestalte zich bewegen.
3i