DIEPE VERACHTING ...
Diepe verachting is in ons gekomen Voor de bloedbruiloft in wereldzaal, —
En de vernedering: dat niet voorkomen Werd dit aanzitten ten doodenmaal; —
Diepe verachting en de bitternisse Dat wij den beker dronken van het bloed En toch de hand niet vloekten, de gewisse, Die beker doopte in den rooden vloed.
Afkeer van ons, die met ons denken reikten Naar de vernietiging van evenman; —
Af keer van ons, die met de daad bereikten, Dat uit den schedel bloed vloot als uit kan.
Afkeer van ons, die leefden om te leven Dit diep meedoogenloos verschrikt bestaan, Waarin werd staal in mannenlijf gedreven Bij slaande trom en wapperende vaan.
27