Machtig in de zaal der gouden lampen Steigert beurtzang op tot wilde reepen, Vanen vliegen, doffe klanken stampen,
En de werkers zelve' worden schepen.
Zijn bevracht met goud hunner verwachting, Zijn bevracht met haat aan het verleden,
En zij spuwen sissend hun verachting Op het wankelende golvend heden.
„Holla hé” zingt d’ uitkijk „Proletaren Reeft de zeilen, rept u naar de schansen, Ginder ligt een haven in het klare Gouden zomerochtendlicht te dansen.
Ginder als met handspan te bereiken Langs een zilvren haven van gelijkheid, Doemen open groene wereldrijken,
Lanen wuivend van de gouden vrijheid.
Zingt nu makkers, die gij uw ellende Voor een gouden toekomst gaat verlaten, Spant de zeilen, gaat den steven wenden, Koers de zetten naar de nieuwe staten.
Waar de leefkracht uwer forsche lijven En de schoonheid die uw hand kan maken Niet meer wordt de bate van wat snaken, Die in werkerslijven handel drijven,
19