XLI
Er is een stem gekomen uit de stemmen Veler vogels, zingend in den morgen,
Uit de klankroepers van den hoogen dag,
Uit de kleurzaaiers op de witte ruimte,
Uit de verheugden is een lied ontstaan,
En kleine menschen op de aarde hooren,
En kleine stappers op de bergen zien,
Zij zien het zwevende alom ontstijgen,
Zij worden zelve zwevemden, die stijgen,
Zij worden zelve zingenden, die zaaien,
Zij hooren in het aanstormende koor
De stem des menschen schrijden, stem van God.
66