XXXIX
Daar is geen andere God, dan deze God Die uit de dingen opstijgt naar gemeenschap, De overal aanwezige onzichtbare,
De wiegende, die in ons is gevaren,
Die wij oproepen kunnen uit ons op,
En maken tot gestalten velerlei, —
Want hij neemt allerlei gestalten aan,
De God, die in ons woont, die ons verlaat Terwijl wij hem uitspreken in het woord,
In klank of lijn, in 't machtige gebaar; Uitkomend in de luchten, staat hij op.