XXXVIII
De atmosfeer is God, de zon is God,
De ster is God, het dier, de vrucht, de zee,
De avonden, de morgens, zij zijn God,
De duisternis, de kleuren der muziek;
Muziek is God, altijd zijn wij in God ;
In *t zingen aller dingen naar gemeenschap, Op iedren weg der Aarde, zijn w’ in God,
En op der bergen rug en in de hemelen Zijn w' in God, in God zijn wij altijd, in God Gaan wij ten onder, in hem staan wij op,
Hij is het Al om ons, niets is dan hij,
Hij is het woordelooze, om ons wiegende.
63