XXXV
God is de atmosfeer, de atmosfeer is God,
De onzelfzuchtige, die is oneindige,
In waarheid is zij God, en wij in haar Haar kinderen, zijn hare teekeningen,
Het kleine maaksel harer eeuwigheid,
Wij zijn altijd in haar, zij is om ons,
Wij zijn altijd in God, zij is om ons, Oneindigheid is God en onzelfzuchtigheid,
De atmosfeer is God, en daar is niets dan Zij.
60