Van God en van de natuur

Titel
Van God en van de natuur

Jaar
1921

Pagina's
80



XXIII

O brandend woord dat in mij is,

Waarvan ik weet,

Dat het de menschen schroeien zal, Wanneer het raakt

Ze aan, en dat ik niet weerhouden kan; Schreeuwende vlam, die mij verscheurt, Wreede liefde, die het lijden brengt Aan levenden, opdat

Die uit hen komen, zullen vreugdig worden* Gij, hoon, die kwetst en pijnt Omdat gij mint,

Gespleten vlam, die mij en u opneemt En wentelt d’een weer in den andere over, Waarom maakt gij mij brandende En tot een schroeiend mensch ? —

Ik was een aandachtsvolle tot het zijn Van menschen en ik zag hun donker hart*

Ik zag de woorden, die zij spreken uit,

Ik zag de woorden, die hun oogen zeggen, Ik zag in hen en zag geen ander beeld Dan eigen beeldtenis, die zij omdragen; — Ik zou wel willen dat de vlam,

Die brandend in mij is, mij snel verliet En in hun donker hart het beeld opvrat.

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.