Van God en van de natuur

Titel
Van God en van de natuur

Jaar
1921

Pagina's
80



VII

Het woordelooze spreekt, de avond spreekt,

De maan, de sterren en het wolkenvolk,

De sprekers aan de luchten zijn verschenen,

De boomen uit de aarde stijgen op En zeggen, in de luide stilte staande,

Zichzelve met hun takken aan den nacht,

Zij hebben zich bekend gemaakt en staan nu hoog Te spreken met hun teekens op de ruimte,

Onder de hemellucht, waaraan de maan,

Een verre toeschouwer, kijkt neer. —

In dit van stilte tintelende uur,

Des zachten zomeravonds, zijn gekomen Alle de dingen tot een mild gesprek,

En wij, wij kleine menschen, zien hen aan En trachten, maar vergeefs, het fijn gebaar Van gindschen boom en van het maanlicht, of De ster, het diepe fluistren te begrijpen.

19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.