Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



Ik ben gereed, o stilte neem mij weg,

Ik heb mijzelven ganschelijk afgelegd En een verwonderde gaat in u om,

En buigt zich naar de wijd doorruischte lanen, Die open wijken in zijn bevend hart,

Ik wist u niet mijn hart zoo ruim, zoo ruim Als het Heelal bijna; Dat in u waait Zooals des avonds waait langs zwarte kammen Der bergen die als hooge menschen staan De wind, de wijde wind, die het geheim Van alle ding aan elk ding vertelt,

De wind, die op zijn breede lippen draagt Alle de woorden van het Noord en Zuiden, Alle de geuren van het Oosterland,

En ’t donker stofgoud van het wilde Westen; Een zoete vlucht gaat om, een zuivering,

Het Oosten en het Westen staan gebogen, Het stralend kleine hart des menschen zingt En is van levensharmonieën vol En staat te beven in zich als een Dom, Waarbinnen door de vensters stofgoud valt. En hij daarin gaat om, zooals een kind Verwonderd, tusschen vele zoete wonderen Van kleuren, die een klankpoort binnengaan. En altijd ruischt het orgel, — maar hij zwijgt En buigt zich neder en hij denkt daaraan Dat morgen tot hem zijn zal — nu nog klein — De hooge wreede luidschallende Dag,

12

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.