Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



XXXII.

Zichzelven in de schoonheid gansch uitleven Zich in gemeenschap tot het Al begeven Naar ieder en voor allen onderling Te zijn op aard het denkend schoone ding,

In wien de vogel stijgt met vleugels prachtig, In wien de zee zichzelve wordt indachtig,

In wien de grassen kruipen naar het licht,

In wien de dag gaat open en weer dicht, Opdat een paarsen nacht te schijnen sta;

Te zijn een wezen in wiens hoofd omga’

De fluistering van Noord en Zuid en Westen, De geuren van het stijgend Oosterland,

De ruimten van het wiegend nabije,

Het ondoorgrondelijke avondlicht En de zeegroene geelgetinte morgen;

Het denkend ding te zijn waarin zacht gaat, De goede zomer naar den winter over,

En oude kleuren worden tot muziek;

Het denkend schoone ding te zijn, waarin De zee zichzelve afleest van den hemel,

En naar den hemel stijgt, en achterlaat De spiegeling der opgeblazen dampen, Waarin het stil geworden land zich doopt;

De opene gevoelige te zijn,

Waarin de ster verschiet, en zich de zon Ziet komen, vochtig uit de morgenzee,

72

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.