Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



XXIX.

Die bij ons wilde wonen in den nacht,

Toen wij het dal des levens binnendaalden,

En kommernis en leed ons achterhaalden,

O zang, gij in ons wonende almacht.

Die ons begleiden wilde deze baan,

De stilte hield haar muren opgetrokken.

Wij waren blinden, met gestrekte stokken Aanstieten wij een eindelooze laan.

Die ons doorhuiverde met uwen schal,

Een schreeuw werd door de menschenkeel gegeven, De luchten spleten ijlings — even, even Woei open gouden zaal in hemelhal.

Die ons gedragen hebt en ingewijd, —

Was het de stem der moeder, die wij hoorden?

De zoete stem, die bindt met duizend koorden Ons oude heden aan de zaligheid.

Die ons genezen hebt met geurig kruid Stom lagen wij en stil, maar blinkende sloeg open De duisternis, uit onze ziel kwam loopen Het licht, het in ons wonende geluid.

68

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.