Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



XXVI.

Het geduchte hooge wezen mensch,

In wien alle krachten der natuur

Zich saamvoegden tot een schoonen opgang

Uit de donkre aarde naar het licht,

In wiens handen spant de wereldwijdte,

In wiens denken daalt de werelddiepte,

In wiens hersens wiegt haar ommegang,

In wiens oogen haar oneindigheid,

In wiens hartekamer klopt haar slag;

Het uit haar gegroeide hooge wezen,

Is geworden een belachelijke,

Die, van wit katoen maakt kleine stukjes Voor zijn loonheer, en bezoekt de kerken Voor zijn priester, en bewoont de krotten Voor zijn landheer, en berijdt de paarden Voor zijn krijgsheer, om te gaan ten oorlog; — Het belachelijke wezen mensch,

Rijdt op paarden, met z’n hoofd in kolbak,

En een mantel van zijn schouders, afwaarts Neder, langs de dijen van zijn paard,

Op de straten in den tijd van oproer,

En dan hupt hij, de belachelijke,

Als een kangaroe, hoog heen en weder,

En hij slaat de nekken zijner broeders Die opkwamen voor het Communisme,

Slaat hun, dat het dieprood kostbaar bloed

63

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.