Zij is de klank die allen is gemeen,
Haar lichtend wezen siddert voor elkeen,
Zij is de vreugde, die gij hebt gehoord, Toen van uw lippen viel het broederwoord.
Kome dan gij die in ruimten zweeft, Onzichtbare die het heelal doorbeeft,
Maak d’oude menschheid blijde op de aard’ Omdat uw wezen werd geopenbaard.
48