Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



XII.

Van alle dingen is de wind de stem,

Hij is hun ziel, hij rust in hen, hij stijgt Wanneer zij zich uitspreken, willig op,

En roept alle de stoffen ten verzaam,

Om uit te wisselen hun leefgeheim,

Dat hij vermengt tot een zeer wijd gerucht, Omcirkelend de hoogten en de diepten;

Het zeer verwijderde en het dichtbij Gelegene, brengt hij, de menger van Dengeur, denklank.delijn, tot hun verwondering Te zaam. Daar staan zij dan, het sprakelooze riet, De bergen en de heuvels en afgronden En voelen zich besproken door de stem Der zee, die wind heeft in zich opgenomen En uitgeworpen tot een stuivend vocht Van zilte zaden over de afgronden,

De zeeën en de luchten kussen zich;

De wind, hij is de groote makelaar Van alle huwelijken in de ruimte,

In ’t gouden voorjaar staat hij op en vliegt De wereld rond en buigt zich tot den struik, En zegt een woord, de aarde opent zich,

Dan trekt hij verder, hooge wandelaar,

Zijn adem is een teelt om al wat wacht,

Hij raakt de takken in de boomen aan Zij sidderen heftig en inwendig splijt

28

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.