Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Titel
Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Jaar
1924

Overig
Een gedicht

Pagina's
85



Te schitteren binnen uw wereldhoofden

Ik maak u argeloos, ik maak u blind

Voor goud — maar tot een volk van zieners, naar

Het goud, dat aan de hooge Ruimte gloeit

De overhuivende, wanneer de zon verschijnt*

Met zijn trawanten aan de oosterverte;

Ik maak u tot een wreed en trotsch geslacht;

Dat eige' Bate minacht, en op zoek Is, naar de schoonheid van des menschen ziek Niet wijl gij schoon zijt, werkers, roep ik u Niet wijl gij zijt aandachtigen, doorruischt Van 't zingende gevoel, te zijn verkoren, Menschheid op te heffen uit haar boog Van dienstbaarheid bij het vervloekte goud, — Ook gij zijt dienaars van dit vuns metaal,

Ook gij weet niets te zijn, dan een klein mensch, Ook gij zijt stof, waaruit men knechten maakt,

En intriganten en omkoopbaren,

Ook gij zijt domme haters, hatende De kleine vondsten van uw kameraad,

En gunt hem eene vreugde, evenmin Als uwe meester gunt aan u een vreugde,

Gij zijt jaloerschen, spiedende elkaar,

Gij staat vol weifelingen, en nochtans Wordt gij gedoemden, in den krijg te gaan,

Die nu gestreden worden zal op aarde,

Tusschen de dieven van de arbeidskracht En de verdoemden zelve en onvrijen.

Gij moet een nieuwe wereld maken, en

79

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.