Dat al wat edel is vertrapt en schendt,
Het Beest, voorwereldlijk, uw maatschappij,
Ik ben het wapen waarmee wordt geveld Dit onaanrandbaar hooge harig dier,
Het zwaar gemeste wezen, Mastodont,
Dat van de aarde naar den hemel stinkt;
Maar ook ben ik de bode van muziek,
Die eens zal komen uit de aarde op,
Wanneer de menschheid in gemeenschap leeft,
Ik ben het nieuwe Rythme dat ze dragen Zal, den weg naar vrijheid en naar licht,
Ik Communisme, geef aan u de kracht
U op te heffen uit de Sarcophaag
Van deze maatschappij, heen naar het licht,
Het weidsche licht, dat d# aarde ommevat,
En woud, en stroom, en dier, en menschen zet In 't fonkelende rythme kameraadschap;
Ik neem u in mij op, ik toon u aan
De cirkelende stralen van mijn lijf
Het bosch, de zee, het dier, de plant, de mensch;
Ik maak u tot een stralende, vernieuw
Uw hersenen, uw hart, uw pols, uw hand;
Al het geschrevene wordt nu als niets,
Al het gesprokene wordt nu als niets,
Al het geledene wordt nu als niets,
De mensch is 's menschen kameraad geworden, De boomen spreken nieuwe taal, de zee Geeft nieuw geluid, de hooge bergen luisteren Bij wat zij hooren op het aarderond,
75