Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Titel
Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Jaar
1924

Overig
Een gedicht

Pagina's
85



Maar nu rijst bitterheid in mij, als rook Werden de teekens die ik heb geschreven,

Zij dwarlen op, zij hangen in de lucht.

Wie heeft mij, hen te schrijven, aangedreven — Want wat tot verzen in mijn hart ontlook,

En mij een waarheid leek, was U een klucht.

Ja, gij zijt kluchtig en verheven, beide,

Ik meende van uw hoogheid te verhalen In zuivere en ongewone tale —

En 't was slechts kluchtigheid die ik bereidde.

In 't narrenpak heeft mij uw wil gestoken En in een bonte muts van kleurenhokjes,

En wat ik dacht in eigen ziel ontloken,

Waren de schellen uwer schele klokjes.

O listige natuur, gij speeldet klaar Te kijken als een kind in onze oogen,

Terwijl het in uw binnenst' ziedt en brult.

Gij laagt in schoonheid uit en maaktet waar Te schijnen, zoet en teederlijk bewogen, Terwijl gij waart van kokend gift gevuld.

12

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.