Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Titel
Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Jaar
1924

Overig
Een gedicht

Pagina's
85



Ik zie in U een vijandin, natuur,

Ik minde U, ik luisterde den slag

Na van uw harteklop, gij waart mijn stuur,

Ik hief mij naar U uit bij nacht en dag»

Wanneer ik in den gouden ochtend zag Van uw gelaat, of in het nachtlijk vuur Van uwe sterrenoogen — of het rag Der weefsels proefde van uw adem puur; —*

Altijd was ik in U — ik bleef gebogen Dit wat gij ooit mocht zeggen op te vangen, En ook uw grilligheid hield mij bekoord.

Ik dacht, in U is waarheid, en geen logen, Al wat ik wist, meend ik uit U ontvangen, En diende U met daad en beeld en woord.

Hoe heb ik mij in U vergist, schijnschoone, Ik dacht U de volmaakte, — in mijn hart Was teederheid voor U, o ongewone,

Gij wier genade maakte mij verward.

Ik dacht uit U een eeuwig heil te puren, En stuurde op mijn adem uwen lof,

Tot verzen, denkend, deze zullen duren, — Al viel de hand, die ze uitschreef tot stof.

11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.