Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Titel
Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Jaar
1924

Overig
Een gedicht

Pagina's
85



En weder sprak haar glinsterende, hooge Stem, en die was luide en bevelende:

Zie Mij, Die niets bezit, bezit het Al,

Ik sta gestegen tot gemeenschap op,

De morgens, en de avonden, en nachten,

Uit strijd in diepten stijg ik naar schoonheid; Lieflijk te zien is opgeheven strijd Van wolken, boomen, wind, en veld, en water, Terwijl zij strijden, stijgen zij reeds op,

Naar de saamhoorigheid — en vormen saam, Uit overgangen makende muziek En kleuren, lijn en schaduw, vak, en beeld,

De schoonheid, die zacht ruischende verschijnt, Gestegen uit de diepten naar het licht*

Gij echter gij, wat stijgt uit uwen strijd Uit uwe maatschappij — De etterbuil,

Een stank slaat op uit hare ingewanden,

Uit hare poriën, haar mond, haar neus,

En uit de daden, die haar hand bedrijft;

Rook zij haar adem, uwe maatschappij,

Zij zou zich wenden van zichzelve af,

Als een, die heeft de mestvaalt ingeroken En voelt de darmen in zich draaien om,

Dat hij moet spuwen heel zijn binnen uit Verachtelijk, zooals de dronkene zijn braak, Maar zij, zij ziet zich niet uw maatschappij,

Zij waant zich mooi, de stank is hare praal,

Een zoete specerije tot haar neus,

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.