Ik ben de minnende, die niets bemint,
Ik ben de prooi die 't eigen zelv' verslindt,
Ik laat het levende tot stof vervallen En uit de dooden bouw ik mijn heelallen*
Hoe wildet gij, dat ik meêlij beken,
Ik, die èn dood èn leven, beide ben,
Ik ben de slang die loerende betoovert,
Ik ben de vogel, door mijn blik veroverd*
Ik ben de maker en zijn tegendeel,
Ik ben in ieder deel mijn algeheel,
Ik ben de zender en gezondene,
Ik ben de eter en verslondene*
Ik ben de zangstem en ik ben het koor,
Ik ga in eigen melodie te loor,
Ik keer mijzelve buiten, breng naar voren Mijzelf als melodie op nieuw geboren*
Ik ben noch goed noch kwaad, ik ben Natuur, Ik ben noch oud noch jong, van eeuwgen duur, Ik ben een strijdende, een onbewuste,
In wie de kernen van bewustzijn rusten.
Wilt gij bewustheid hoort uw harteklop,
Uw hart neemt mijn bewustheid in zich op, Hoort gij uw hart, dan zult gij het versmaden Uzelf in mij te zoeken bij uw daden*
19