lucht. Het weet de bewegende gestalten van bloemen en grassen en het weet de starheid van den boom. Het weet de velden en den waai-enden hemel, den dag, die lichtend is en den nacht, die ruikt als roet. Het voelt de lichtspat op den zeespiegel vallen, het hoort het geritsel der kleine dieren binnen de ingewanden der aarde, het ziet den korenaar opstaan tegen de lucht en voelt den zucht van het geraakte blad, waarlangs de vogel voer. Het kind weet alles, het weet den angst en de vreugde, het weet den stilstand en de beweging, de onrust en den droom. Want de moeder ontving deze en zij deelde hen mede aan het kind, binnen de kolommen van haar lijf...
Zooals het kind, het nog niet geborene, ligt aan de schede zijner moeder en het wacht en luistert....
Zoo luisteren wij, de nog ongeboren men-schen der toekomst, wij, de Communisten, naar de sproke die onze moeder, de gemeenschap aller wezens in de hemelen en van de aarde, ons wil toefluisteren.
27