Het wonder

Dit wat tusschen uwe vingers uitkomt, is armer geworden.

En ook uw oogen bijten.

In hunne holen ligt het dier, dat loert. Het loert naar prooi, het bijt naar al wat zwak is.

Uw oogen, uw schattende, uw wantrouwende, uw wegende oogen maken van den kunstenaar een lijfeigene, en van de vrouw een hoer.

Gij zijt langs de straten der wereld gegaan. En gij hebt u de opbrengst veler landen, tot een bezit verzekerd.

Maar het wonder, het eertijds om u lichtende wonder, het wonder is van u weggevallen.

Waar moge het gebleven zijn? Het klopte voorheen in uw hart, het was u ten kostelijk bezit.

Meer dan de oliebronnen van Canada, meer dan het platina uit den Oeral, meer dan de ertsen • van Silezie was dit kleine onnoozele wonder van voorheen.

Geen schip vaart over den Oceaan, of het erkent de kleuren van uw vlag.

20