Volkeren des kruins, de komende,
De straks geboren wordende, hoort hij.
Ik wil, zegt hij, en bij den adem van Zijn mond, verschuift de atmosfeer,
En maakt een jaagpad open voor zijn woord,
Ik wil ontvangen van den nacht en schemer,
En van den gouden ochtend het geheim,
Ik wil het nog niet zichtbare doorzien,
Ik wil doordringen dit oneindige,
Altijd wijkende, en fluisterende Hoog mysteriespel, dat Leven heet.
Dronken van kracht neem ik den nieuwen dag, Waarop de goudbevachte wolken drijven, Neem ik de schubbig rinkelende zee,
Neem ik de ronde aarde met mijn handen