God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



En koningen van verre, naderbij

Zij kwamen bij de kribbe van het kind

En knielden neder en muziek voer om,

Geboren uit onzichtbare orkesten.

De eeuwige Natuur hield d’adem in Bij het geboren worden van dit kind,

Manen en zonnen en het sterrenheir Zij bogen zich, zooals in Jozefs droom.

En toen was daar een stilte, en de stem,

Die op den glans van gouden pennen voer, Steeg op — „Vrede op aarde, en in den mensch Van uit dit teeder kind een welbehagen.

Tusschen de herders en de koningen Van ver gekomen, onder den blauwen nacht,

Bij de muziek, die gouden ommevoer,

Het naakte, teeder Jezuskindje lachte.

Niets op de werelden is zoo kostbaar Als dit gezaligd kindje in de krib’

Aan korreligen muur, bij zijden licht,

En koningen en herderen, geknield.

86

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.