God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Gij moogt niet spreken van de liefde God’s, Van Hoogen Wil, of Goedertieren — Iets; Gij maakt abstractieën, zij zijn ontstaan Uit een verschrikt onevenwichtig brein.

Zij zijn ontkomen uw onrustig hart,

Geademd uit eene verlangenssfeer;

Gij moet Mij niet verlangen. Gij moet zijn Een evenwichtige met het heelal.

En ook niet vragen moet gij, — Antwoord is In alle eeuwigheid bereids gegeven Door plant, en dieren, zee, en zon, en bloem; Gij moet maar zijn een stil verwonderde.

Het onafzienbare God’s lichaam is Alom waarheen gij ziet, omlaag, omhoog,

In de oneindigheid der woeste wateren,

In de verschrikte teekens aan de locht.

God ziet u niet. Hij denkt niet aan uw zijn, En gij, noch ster, noch zon, zijt de dienaren God’s, noch een der teekens van zijn macht, Gij zijt organen van Zijn machtig lijf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.