God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Het woord, het woord, het woord, het is gegaan De branding door, de zeeën door, de luchten,

Het voer den ochtend en den avond aan,

Het felle woord, waarvoor de dieren vluchten.

Het woord nadert het licht, het woord sloeg uit Gelijk een vlam, maakte den afgrond ope’,

Het woord betastte boom, en tak, en kruid,

Het woord ging hemelen en aard bestoken.

Het woord liep om de aarde als een kind,

Het zag de hemelvelgen rondgespannen Met licht besmeurd van roze’ en paarschen tint, Met peerlemoer, en vlokken goud behangen.

Het woord verheugde zich, het woord werd lied, Het is den hoogen hemel ingeklommen,

Het zocht de sterren af en het gebied Der sponningen, en neveldrommen.

Het woord bedacht zich, en het woord werd God. Stroomende geest, die den chaos regeerde,

Een albedwinger, die de Ruimte knot,

De scheiding riep, en de menschheid formeerde.

50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.