God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Een nieuwe klank van God te brengen uit In woorden aan mijn luistrend lijf ontloken,

Dit is van deze verzen het geluid

Niet ik, maar vreemde stem heeft ze gesproken.

Wien's waren zij, van uit der Christnen God,

Jehova’s of den God der Aziaten

Uit Bel geboren of uit Astaroth

Uit der talloozen eenen der voorzaten?

O klank van allerweeg, gij zijt te zaam Des menschen angst beslagen mond ontvaren, De stof ging spreken en hij vond een naam, Schuiloord voor de haar jagende gevaren.

Aan 't strand ging hij, de naakte, de voorzaat, Zijn lippen stom, want aan zijn oog vertoonde De Cosmos haar ontzachelijk gelaat Waaruit het bundelend lichtspel stroomde.

De branding greep hem aan, de zee sloeg wild Haar armen naar hem uit, hij werd bedwongen; In rauwen schrik heeft toen zijn keel gegild, Geboren stond het woord onder de zonne.

4 49

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.