Een nieuwe klank van God te brengen uit In woorden aan mijn luistrend lijf ontloken,
Dit is van deze verzen het geluid
Niet ik, maar vreemde stem heeft ze gesproken.
Wien's waren zij, van uit der Christnen God,
Jehova’s of den God der Aziaten
Uit Bel geboren of uit Astaroth
Uit der talloozen eenen der voorzaten?
O klank van allerweeg, gij zijt te zaam Des menschen angst beslagen mond ontvaren, De stof ging spreken en hij vond een naam, Schuiloord voor de haar jagende gevaren.
Aan 't strand ging hij, de naakte, de voorzaat, Zijn lippen stom, want aan zijn oog vertoonde De Cosmos haar ontzachelijk gelaat Waaruit het bundelend lichtspel stroomde.
De branding greep hem aan, de zee sloeg wild Haar armen naar hem uit, hij werd bedwongen; In rauwen schrik heeft toen zijn keel gegild, Geboren stond het woord onder de zonne.
4 49