God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Dit sprak de stem, en ik bedacht, misschien Is er nochtans van God’s bestaan in ons Diep weggescholen eene mogelijkheid,

Er is een stil gezang, een toegeloopen En dan weer van ons wijkende verschiet,

Er is in ons de buiging van een lied

Dat worden wil en nog geen woorden weet,

Maar zich verheffen gaat en zich bekleedt Met kleuren en gewaden die de lucht Aanneemt, wanneer een milde nachtwind zucht Doorheen het Ruim en blaast de vliezen aan Der hoogen koepeling waarin de sterren gaan In optocht met muziek, waarheen, tot wien?

Er is een mogelijkheid — er is een drang In hand en hoofd, alsof gij het behang Des wijden hemels moest vaneeneschuiven,

En zien of in het waaiende verblijf Niet een gestalte stond, een Hemelheer,

Uit wien de wereldstelsels komen neer,

Wiens mond bevelen spreekt, waaruit ontstaat De schemer, nacht en dag, en dageraad;

Uit woorden zwevend heen uit zijn gena,

En gij ontvangt ze, en gij spreekt ze na,

En wederom ontstaat uit u een schemering —

Een morgen, nacht, en dag; — gij ziet de hemelkring Waarin de sterren vonken, en de zon,

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.