God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



De diamant des hemels, de lichtbron De ring die God om zijnen vinger draagt;

Gij ziet, en gij zijt niet, gij vraagt en gij Vraagt niet, en weifelt.... maar onzekerheid Stroomt zoet in u; — zij is de mogelijkheid.

Er is de mogelijkheid....

De hooge Vrouw, zij is nog niet verschenen,

En gij verwacht haar —, Om u henen,

Leeft d’avondlucht haar oude kleuren uit,

Gij zijt verstild. — Gij wacht uw jonge bruid, Haar zonnende gezicht, haar fijn gerucht,

Zij is uw heil, zij is voor u de vrucht Waarin gij u begeven wilt, zooals de bij Diep zingend in de kelk der akolei;

Zij is uw heftig, uw hartstochtelijk begeer Zij is voor u het zijnde, niets is meer;

Zij heeft u van uzelven losgemaakt,

En geeft zich aan u terug, wanneer gij raakt Haar wangen aan, haar bevend lippenpaar,

Zij zegt u, dat gij zijt alleen van haar;

En zij bezit u, — en dan plotseling

Neemt zij zich van u weg, en wordend vreemd,

Verliest zij zich binnen een vluchtend iets,

Dat van u beiden is een wolk, het vluchtend iets,

38

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.