God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Binnen het bevend Al, geworpen is

Binnen den schemer naar den nacht, en morgen,

Binnen de sidderingen van het Al

Door ons wij vragenden, den naam van God.

De zwijgende, bespreekt Hij het heelal, Vernedert Hij de zee, Hij wijkende,

Ontwerpt Hij vormen, Hij een vormelooze, Ontstaat uit zijn onzichtbaarheid het licht?

Is Hij een Denker die zichzelve denkt,

Een Stoffelooze die de Stof uitdeelt,

De beeldende, ontstaan uit niets, uit niets,

De Scheppende, die heeft zichzelf geschapen.

Een God, een vóór-uit denkende, beschikkende, Die het ervaren in zich zelf ervoer,

Vóórdat ervaring was — God’s wezen is De groote schepping van den kleinen mensch,

35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.