God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Gij zijt niet, zeker Gij zijt niet

Maar waarom roemen U de volkeren

Met woord, en beeld, en klank, Gij die niet zijt.

Zijt Gij van hun het beeldende vermogen,

En neemt Gij iedere gestalte aan,

Omdat Gij iedere gestalte zijt.

Ik die een vrager ben en een antwoorder,

Ik zeg U „Gij zijt niet” — Gij zwijgt; —

Ik zeg van U „Gij zijt” — Gij zwijgt.

Zijt Gij de huivering mijner organen,

In oproer, wanhoop, of ontsteltenis;

Zijt Gij de tergende, die Zich niet zegt.

Is U én dood én leven om het even En de gesprekken van den kleinen mensch, Hoort Gij ze aan? — Waarin stelt Gij belang?

Eeuwen hér zocht hij U, en ziet U niet En vindt U niet in tijd en ruim! Zijt gij te groot, Gij die niets zijt, tenzij Gij alles zijt.

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.