God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Ik denk mij U als het oneindig lijf,

Dat zonnen, manen, sterren en kometen, En duizend werelden, suizende voort, Gebannen houdt in eindeloozen greep.

En ik daarin een vlammetje, bereid In uwe paarse eeuwigheid te branden,

En werpen van mij af een korrel licht,

Die d’omtrek van uw groote lijf aangloeit.

O mijn genooten, vloeien wij te zaam,

Tot opstijgt uit ons allen, laaiende,

De vlam, die ’t binnenste van God ontdekt, En zijn gelaat benadert met haar licht.

32

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.