God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



God is een sprookjeshof, waarin gegaan De menschen zijn, en altijd zullen gaan,

Zij, kinderen eener vreemde werkelijkheid.

De smalle paden van dit wijde woud,

Zoo oud als menschheid, werden dicht betreden; Er liggen wapens, boeken en sandaal.

Tenten, geraamten en een katafalk,

En mausolea waarin achterbleef De scherve van een steen, gebroken beeld.

Er is een open ruim, gewijde plek,

Met boominplanting bij een heuvelrug,

Astarte vlijde zich daarop tot LI.

Langs diepe voren eener blauwe grot,

Woei eertijds tongbeweging eener vlam, Waaruit ontstond het paradijs verhaal.

Ook liggen er de rotsen en een baai Waarin het koperen gelaat van Dagon glom, Die eerstgeboren menschenvrucht verslond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.