God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



En Hij is goedertieren, noch genadig,

Maar neemt ons op, gebiedt den stormwind: Scheur Dezen aardeling van mij uiteen — En roept Den aardeling: scheur gij den storm.

Hij jaagt de menschen aan, de zee, het vuur,

Hij roept de boomen uit gesmeede gronden,

Hij legt de landen naakt, Hij vouwt ze saam,

Hij maakt de asch tot mensch, den mensch tot asch.

Ik asch, ik vind behagen in mijn God,

Ik hef mijn kleinen schedel naar Hem op,

Ik loop Zijn wezen in, ik buig mij neer,

Ik tast de plekken van Zijn lichaam aan.

Ik ga in Hem, Hij legt zich voor mij uit,

Ik kijk in Zijne onafzienbaarheid,

Ik grijp met handen naar de Zee, de Zon,

In iedere hand is Zijn zelfstandigheid.

Ik eet Hem met mijn oogen, en Hij komt

16

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.