Die na mij komen, deze zullen weten.
Het diep geheim, dat in de woorden leeft, Die er geschreven staan in de planeten,
En in de bloem, die op de velden beeft
Zij zullen uit het kruid, het denken eten,
En de vervoering drinken, die gij geeft O ochtenden, aan holen en aan spleten, Wanneer uw licht de duisternisse zeeft.
Zij zullen u begrijpen, o nature En voelen in zich omgaan, deze wil U uit te spreken eeuwig en waarachtig,
Als Een geheel van dampen en van vuren Van kwistigheid, en van bewegen stil.
Dat samenarbeidende wordt oppermachtig.
67